TIJD WAS OP
‘Weet u het zeker? Op dit uur van de dag? U ziet er best uit of u iets sterkers kunt gebruiken.’
‘Koffie is goed.’ Even een glimlach. Gemaakte glimlach. Daarna de blik afzijdig, naar niets. Niets, dat subjectieve begrip. De beweging met zijn hand ten teken dat hij bij zijn standpunt bleef. Koffie. Legde hem daarna terug op zijn wandelstok.
Hij voelde een leegte waarvan hij bang was dat hij er in kon vallen. Wegzinken en geen hoop meer hebben daar ooit nog uit te geraken. ‘De meiden’, had zijn vrouw gezegd. ‘Je moet goed passen op de meiden. Vooral Sylvie, Claudette redt zich wel. Jullie moeten hecht blijven. Hecht worden. Je moet er voor ze zijn Leon, ik wil dat je met dat belooft.’
Hij had weggekeken, in het niets, het zinloze niets. Van hoop was nergens iets te bekennen. Niets meer te koesteren, behalve de wens om zijn vrouw nauw aan zijn hart te kunnen houden. Zolang er tijd was kon hij dat doen. Maar tijd was al op. Het leven was op, al had zij daar anders over gedacht.
‘Alstublieft mijnheer.’ Het schoteltje belandde schel op het marmeren blad. De koffie deinde in het kopje. Een zinloos koekje lag er beteuterd bij.
Ooit was die tijd niet op geweest, was hij begonnen, waren ze samen begonnen aan het avontuur. Ze waren naar Rouen getrokken en het was goed geweest. Hij had de baan op het advocatenkantoor gekregen en zich gaandeweg in zijn werk verloren. Ook dat voelde nu zinloos. Ook dat had die leegte bewerkstelligt die steeds groter werd door zijn vleit. Tot Claudette kwam en hem had weggetrokken uit zijn eindeloze werk. Gaandeweg toch weer terug gezogen. Tot Sylvie kwam. Hoewel, zijn tegenreactie was toen al minder hevig. Beleefden mooie momenten. Mooiste momenten. Maar de schaduw van zijn werk hield de zon vaak weg bij dat geluk.

Edouard Manet, At the Cafe-Concert 1879
‘De meiden Leon. Het komt nu op jouw schouders. De meiden. Zijn wel volwassen maar vergis je niet. Ze zullen boos zijn. Op mij. Vooral op jou. Op het onecht van het leven waar Claudette jou waarschijnlijk verantwoordelijk voor zal houden. En Sylvie zal zich op het leven afreageren. Precies dat doen waar ze niet voor staat. Ach het is zo’n schat, zo’n lieve schat. En Claudette is zoals jij, resoluut. Gaat voor haar eigen geluk en maakt het fundament daaraan ondergeschikt. Heb geduld met haar. Luister goed en los het niet op. Ga met ze wandelen. Op het platteland. Een zomer met z’n drieën om bij elkaar te kunnen komen. Zorg dat je er voor ze bent en luister gewoon goed.’
Het was voor het eerst dat zijn vrouw op die manier met hem had gesproken. Over de meiden. Mooie meiden. Hij had ze niet verwaarloosd maar ook niet groot gebracht. Had voor ze gezorgd, zoveel hij kon. Vond hij. Zijn vrouw had ze opgevoed, ze waren niet vreemd voor hem, maar hij kende ze niet. Was voor het eerst dat zijn vrouw zo over hen vertelde.