top of page

DE OMGEKEERDE ZIEL

Near the Lake_edited.jpg

Pierre-Auguste Renoir, Near the lake 1880

Verbittering was het woord dat in hem opkwam. Verbitterde donkerte in het contrast met de glanzende stralen die door de lichtbewolkte hemel sneden. Het was stil om hen heen, de wereld rustte uit nadat ze was die hele dag was ingenomen. Maurice absorbeerde het vroege avondlicht dat de middag langzaam overmeesterde. De drukte verdween geruisloos met de laatste bezoekers. Flarden van okergeel en dieporanje lieten de wereld helend glanzen, gebalsemd in haar vermoeidheid.

 
Ook Mireille glansde, vlakbij en verwachtingsvol. Bijna zuiver, maar niet helemaal. Die ene wolk was toch voor hun zon gekropen, al had hij zo gehoopt van niet. Ze vroeg Maurice naar de bekende weg. 


Hij negeerde haar vraag door een sigaret op te steken althans, dat deed zijn lichaam omdat die wist hoe dat moest. Rook gleed langs de hangende takken die hen uit het zicht verborgen hielden. Ze vormden het bestandsdeel van de betovering van hun geheim, maar wat hadden ze daar uiteindelijk aan? Toen Maurice weer besefte dat dit wat ze deden heimelijk was, keerde ook de realiteit terug. Een olievlek die weerloos dreef op het water. Troebel figuur dat opdook zonder waarschuwing. Het bracht de onmogelijkheid van het geluk aan het licht. Een machteloosheid die hem doordrong van wat ze daar deden. De waterspiegel reflecteerde zijn gemoed. Verbitterd door verbittering. En waar vond je nog een heldere ziel? 

​

Mireille strengelde haar vingers ineen, lachte om zijn antwoord te bespoedigen. Deed ze altijd wanneer ze iets voor elkaar wilde krijgen. Maurice dook weg in de krul rond haar mond, sierlijke volute die de aanleiding was dat hij haar niet had kunnen weerstaan. Haar korte glimlach waarvan de nagalm nog altijd doorklonk, had hem vorige keer het laatste duwtje gegeven. Dat was nu weer zo. Het was lichamelijke aantrekkingskracht. Maar ze was nog zo jong. Te jong. 

Verleiding, de aantrekking die uitging van iets moois en de macht die daarmee was verbonden. Ze lieten het allebei gebeuren, hoewel ze wisten dat het hen naar de ondergang zou leiden. Verblind voor de waarheid, maar dat moment van ineenstorting duwden ze vooruit. Wrange zucht naar een verlangen. Wolkeloos uitzicht waarin verloren hoop niet op lucht gebouwd hoefde te worden.


Hij rookte onverschillig en probeerde die altijd aanwezige dreiging te negeren. Onheil, onzichtbaar aanwezig, deinde op de achtergrond. Elodie’s onrustige geest met een sombere gezichtsuitdrukking waarin de ogen grondeloos lagen weggedrukt. Wat een contrast met de zachtaardigheid die vonkte onder Mireille’s hoedje. Een leven kon niet enkel uit geluk bestaan, maar gold dat ook voor het tegendeel? Hoop die Maurice had gevoeld toen hij Elodie voor het eerst zag, zomaar op de markt, zo anders dan dat waar Elodie nog meer uit bestond. Toen nog niets van een onheil dat het leven zou verdonkeren als een olievlek op een waterspiegel. Had hij die appel maar niet aangepakt.


Mireille keek hem nog altijd vragend aan. Hij kon het haar niet zeggen maar zij las de boodschap in zijn ogen. Dit was hun laatste ontmoeting, hij zou teruggaan naar zijn vrouw.

bottom of page